Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [33]wie weet, [34]wat goed is voor den mens in dit leven, [gedurende] het getal der dagen van het leven zijner ijdelheid, [35]welke hij doorbrengt als een schaduw? Want wie kan den mens [36]aanzeggen, wat na hem wezen zal onder de zon? 33. Te weten van, of uit zichzelven. 34. Versta dit alzo: namelijk wat hem oprecht goed is, zodanig, dat het hem oprechte gerustheid zou kunnen aanbrengen. 35. Anders: die Hij te weten God gemaakt of gesteld heeft als ene schaduw. 36. Of, te kennen geven, aanwijzen, bekendmaken.